Ruimtelijke reconstructie van geschreven bronnen | ZWINPROJECT

Historisch onderzoek is 150 jaar lang de basis geweest voor de discussies in het Zwindebat. Ook hier hebben de onderzoekstechnieken de laatste decennia veel vooruitgang geboekt. Met nieuwe methodes worden de primaire bronnen vanonder het stof gehaald en geïntegreerd met de archeologische en landschappelijke data. De belangrijkste bron zijn de zogenaamde 'ommelopers'.

Ommelopers zijn pre-kadastrale documenten die door de administratie van de Wateringen gebruikt werden om belasting te innen voor het waterbeheer. De documenten geven een geografisch overzicht van alle percelen die zich in een bepaalde watering bevonden en bevatten voor elk perceel informatie over de eigenaar, de bewoners, de vorm, of het gebruik. Op het grondgebied van Monnikerede lagen zowel de Watering van ’s Heer Baselishoek als de Kerkwatering. Bovendien zijn voor Monnikerede vergelijkbare bronnen bewaard die informatie geven over de percelen in eigendom van de Kerk van Oostkerke.

Eerst moeten de ommelopers en kerkrenten ‘getranscribeerd’ (of vertaald) worden. De moeilijk leesbare Oud-Nederlandse teksten worden omgezet in classificeerbare gedigitaliseerde tekstfragmenten. De sleutel tot succes ligt in het koppelen van de oudste geschreven tekst aan de jongste getekende kaart. In het geval van Monnikerede was deze sleutel de koppeling tussen een ommeloper uit 1594 en een kaart uit 1695. Aangezien alle percelen beschreven worden ten opzichte van hun onmiddellijke buren, volstond het om één perceel met zekerheid te kunnen lokaliseren, en daaraan de aanpalende percelen vast te haken. De ommeloper uit 1594 kon vervolgens dienen als referentiekaart om de voorgaande (oudere) ommelopers te reconstrueren. In dit raamwerk van gebiedsdekkende ommelopers werd daarna de ruimtelijke informatie uit de kerkrentes en stadsbelasting toegevoegd. Zo kon een lange tijdsreeks van perceelslocatie- en gebruik opgesteld worden.

De perceelsinformatie uit de opeenvolgende cartografische en pre-kadastrale bronnen kunnen in een GIS-analyse aan elkaar gekoppeld worden.


Cruciaal in het welslagen is het koppelen van de jongste ommeloper (links) met de oudste kaart (rechts).

De combinatie van dit bronnenmateriaal resulteerde in een quasi gebiedsdekkende ruimtelijke tijdsreeks tussen 1850 en 1450. Uit die tijdsreeks kunnen twee producten gedistilleerd worden: (1) de topografische evolutie van het stadje in zijn geheel en (2) de gedetailleerde zogenaamde ‘perceelsbiografieën’. De reconstructie van de topografische evolutie toont hoe het stadje evolueerde van een relatief dichtbevolkte havenplaats waarbij elk perceel bewoond was, naar een dunbevolkt gehucht dat traag maar zeker leegliep.

Reconstructie van de topografische ontwikkeling op perceelsniveau van de Monnikerede tussen circa 1450 en 1850.

De opmaak van perceelsbiografieën laat toe om in detail de administratieve ontwikkeling van individuele percelen na te gaan: wie er wanneer woonde, wie de eigenaar was, welke huizen er gestaan hebben en wanneer het finaal verlaten is. Het zeer gedetailleerde en goed bewaarde geschreven bronmateriaal, heeft geresulteerd in de opmaak van unieke ruimtelijke tijdsreeksen die een cruciale rol spelen in de koppeling van archeologische en historische bronnen.

Perceelsbiografie van een perceel in Monnikerede, gelegen tussen de Hoogstraat en de Roostraat.

Een uitgebreid artikel over de methodologie en resultaten van deze reconstructie op basis van geschreven bronnen wordt binnenkort gepubliceerd in The Medieval Low Countries  (Vol. 4, 2017)