Michem | ZWINPROJECT

De site van Michem valt waarschijnlijk ergens in de vroege of volle middeleeuwen te dateren en is merkelijk ouder dan de andere sites. De nederzetting is gelegen op en aan een oude kreekrug, vandaag herkenbaar aan zijn zandige ondergrond en licht verhoogde positie in het vlakke polderlandschap.

Op de site van Michem hebben vooral sitegerichte luchtfotografie en geofysisch onderzoek bijgedragen tot de ontdekking van een voorheen ongekend complex aan grachten en circulaire sporen. Overeenkomstig met het materiaal dat werd gerecupereerd tijdens de veldprospecties, is de meest actieve bewoningsfase van deze site in de 10e-12e eeuw te situeren. Spijtig genoeg konden twee onderzoekslijnen niet ten gronde worden onderzocht. Enerzijds werd de veldprospectie bemoeilijkt door klimatologische en landbouwkundige omstandigheden, waardoor niet de volledige site beschikbaar was. Anderzijds was het niet mogelijk een topografisch link te leggen tussen de jongste ommelopers en de oudste kaarten, waardoor de perceelsgewijze topografische analyse van het middeleeuwse Michem op basis van geschreven bronnen onhaalbaar bleek. De topografische analyse focuste dan ook vooral op de reconstructie van het wegennetwerk. De GIS-integratie van het historisch kaartmateriaal liet immers een vergelijking toe met de gedetecteerde sporen en de oppervlaktevondsten.

Hoewel de uitkomst van deze nieuwe analyse slechts weinig verschilt van eerdere reconstructies kwam vooral de specifieke positie van de ‘Michembrug’ naar voor als cruciaal topografisch element: deze brug blijkt gesitueerd te zijn op de plaats waar de oude getijdegeul naar het oosten draait, maar waar de latere kanalisatie van het Oud Zwin zuidwaarts is doorgetrokken, en vormt dus een essentieel en strategisch punt langsheen deze waterweg. De concentratie van volmiddeleeuws aardewerk nabij het veronderstelde bruggenhoofd bevestigt deze hypothese. Hoewel de brug mogelijk een jonger element is in de topografie van de site, kan zijn aanwezigheid wel wijzen op de pivotale rol die Michem ooit vervuld heeft in de overslag van goederen langsheen het Oud Zwin. Zulke vroeg- en volmiddeleeuwse voorhavens situeerden zich immers dikwijls nabij plaatsen waar een rivier doorwaadbaar was, of waar getij in een kreek aan invloed verloor. Bovendien kunnen de vermeldingen van een ‘warve’ en ‘stede’ bij Michem evenzeer geïnterpreteerd worden als toponiemen die wijzen op de aanwezigheid van een (voor)haven. Concluderend moeten we stellen dat, hoewel verschillende bronnen er sterk op wijzen dat Michem als een volmiddeleeuwse aanlegplaats op de weg naar Brugge heeft gefungeerd, primair archeologisch bewijs nog steeds niet voorhanden is.